Voor “Projectie” een project management vakblad van IPMA, schreef Ariane Moussault een uitgebreid artikel over de totstandkoming van een documentaire film. Mijn film SCHAPENHELD was de praktijkcase.
Het maken van een documentaire film
Hieronder het artikel als tekst of download het artikel als PDF
Het idee
Zo’n tien jaar geleden leerde filmmaker Ton van Zantvoort Stijn kennen, een van de laatst overgebleven, traditioneel werkende Nederlandse schaapherders. Stijn had het ideale leven, een liefhebbende vrouw, een kudde schapen en leefde in de natuur zoals we ooit allemaal deden en waar we vaak nog naar verlangen.
Door de jaren heen merkte de filmmaker echter hoe de ontspannen en opgewekte herder een steeds korter lontje kreeg en verbitterd raakte. Een traditionele herder die vanwege extreme stress van de een op andere dag zijn haren kwijtraakt: hoe paradoxaal is dat? Was het hoeden van schapen niet het meest ontspannen en romantische beroep ter wereld? Ton besloot met zijn camera de herder te volgen en met zijn camera legt hij vast hoe de herder er alles aan doet
om zijn bedrijf draaiende te houden.
Doel en resultaat
Als filmmaker is Ton op zoek naar onderwerpen die ogenschijnlijk het kleine en het alledaagse vertegenwoordigen, om vervolgens een groot universeel thema aan te snijden. Bij elke film weer wil Ton met zijn verhaal de kijker aan het denken zetten over zichzelf, de wereld waarin we leven en dat wat ons als mens verbindt. Naast alle inhoudelijke overwegingen van de passievolle maker, wordt een film natuurlijk ook gemaakt zodat mensen deze kunnen zien. Pr en marketing is hierbij
erg belangrijk. “Als je film dan in de bioscoop draait en er niemand zou komen, dan kan dat negatieve invloed hebben op een volgende film die je wilt maken. De competitie is enorm. Als er maar geld is voor 10 makers per jaar om hun film te maken en jij bent nummer 11, dan is dat het verschil van wel of geen film kunnen maken.“
Projectaanpak
Er zijn grofweg twee soorten films. Hoewel de verschillende fasen voor een groot deel gelijk zijn, zijn er ook wezenlijke verschillen. Enerzijds zijn er films die in opdracht van bijvoorbeeld een bedrijf of een zender gemaakt worden. Bij een film in opdracht hoeft de filmmaker niet op zoek naar financiën om de film te kunnen maken en wordt de distributie vaak geregeld door de marketingafdeling van het bedrijf of de omroep. Daarentegen is er minder ruimte voor de persoonlijke boodschap van de filmmaker. Bij een auteursfilm zoals de documentaire Schapenheld, moet de filmmaker in eerste instantie zelf de financiën en
distributie verzorgen. Het maken van een film is grofweg onder te verdelen in vier fasen: ontwikkeling, productie, postproductie en distributie.
Fase 1. De ontwikkelingsfase
Tijdens de ontwikkelingsfase wordt het script ontwikkeld en de financiering geregeld. In dit geval had Ton zijn reeds uitgewerkte idee opgestuurd voor een pitch bij een regionale omroep. Van alle 50 inzendingen werden 20 mensen uitgenodigd hun plan te presenteren. Ton werd uitgekozen samen met nog 3 anderen. Er was een klein startkapitaal en intentieverklaring van de omroep om de film te vertonen. Dit is noodzakelijk voor de volgende stap: het aanvragen van subsidie, in dit geval bij het Mediafonds, dat inmiddels niet meer bestaat. Alleen de omroep kan de aanvraag, die geschreven wordt door de maker, indienen. Hiervoor komen alleen artistiek inhoudelijke plannen in aanmerking. Zelfs bij een documentaire, die op waarheid gebaseerd is, loopt het aantal pagina’s van een plan al snel op tot boven de 100. Een logline, synopsis, karakterbeschrijving, thematiek, regievisie, structuur, vorm en stijl, cameravoering, werkwijze, filmografie, begroting, dekkingsplan etc. worden uitvoerig beschreven. Het doel van dit scenario is om enerzijds helder te krijgen wat de maker wil overbrengen en anderzijds noodzakelijk om de fondsen zover te krijgen de film financieel te ondersteunen.
Bij het maken van een documentaire komen verschillende rollen kijken. Ton is de regisseur. Deze bepaalt de inhoud en visie. Een producent regelt het zakelijke deel (financiën, faciliteren, de contracten met de omroep e.d.). Naast de rol als regisseur heeft Ton ook meerdere films voor anderen geproduceerd. In dit geval kon Ton de film zelf produceren, maar heeft hij een coproducent erbij betrokken om het zakelijke van het creatieve te scheiden. Bij veel fondsen, zoals het Filmfonds, is het zelfs een vereiste dat de regisseur en de producent twee verschillende personen zijn. Met een gedegen crew maak je ook meer kans dat je project wordt gehonoreerd. Dit hele traject van research tot toekenning duurde ruim een jaar.
Fase 2. De productiefase
Met een Nederlands budget voor een documentaire zijn er vaak maar 10-20 draaidagen mogelijk met cameraman, geluidsman en regisseur. In die dagen moet je film er dan op staan. Het script wordt, ook bij documentaire, ontleed en er wordt een draaiboek gemaakt van wat je wanneer wilt gaan filmen. De crew wordt van tevoren ingepland. Er is dan weinig ruimte voor spontaniteit vindt Ton: “Hierdoor zie je het aantal draaidagen, door de documentaire heen.” Ton’s werkwijze is iets anders. Het liefste is hij veel langer bij zijn onderwerpen. Enerzijds zodat zijn karakters wennen aan hem en de camera. Anderzijds om scènes te filmen die je niet vooraf kunt bedenken. Ondanks een plan van 120 pagina’s moet je openstaan voor verrassingen. In het plan stond dat het door regelgeving steeds moeilijker wordt om het vak uit te oefenen. Ook dat de herder van 40 nog bij zijn ouders thuis woont en dat zijn ouders steeds zijn rommel op moeten ruimen. Tijdens
het filmen krijgt de herder een boos telefoontje omdat er een paar keutels op de stoep liggen. Zijn ouders gaan die vervolgens met veger en blik opvegen. “Dat is dan goud. Daarvoor moet je heel goed weten wat je wilt vertellen, een goede neus hebben om te weten wat wanneer dreigt te gebeuren en soms de werkelijkheid een handje helpen”. Uiteindelijk heeft Ton 50 dagen gedraaid over 2,5 jaar tijd, aanmerkelijk meer dan de 20 draaidagen die Schapenheld had weten te financieren. Dit kon alleen omdat Ton ook zelf de rol van cameraman heeft opgepakt.
Fase 3. De postproductie fase
Postproductie is de fase die volgt op de opnames en productie van de film. Tot de postproductie horen o.a. monteren, geluidsnabewerking, visual effects en
kleurcorrectie van de film. De montage is het meest onderschatte deel van een film. Tijdens de montage wordt de film in elkaar gezet. Uit 150 uur materiaal wordt een film gesneden. Voor Schapenheld zijn er 80 versies gemaakt. Er is met vier editing-assistenten aan gewerkt en er zijn diverse testvertoningen gehouden op scholen. De montage is al begonnen tijdens het draaien en heeft 2 jaar geduurd. Ook de montage deed Ton grotendeels zelf en hij heeft in de nabewerking sneeuw en regen toegevoegd.
Was er puur vanuit zakelijk perspectief naar de film gekeken, dan was dit natuurlijk nooit mogelijk geweest. De ideehebber is zo gepassioneerd over het onderwerp
dat hij alle rollen zal invullen als dat nodig is om succesvol te zijn. Zonder deze betrokkenheid was er mogelijk een veel eenvoudigere film uitgekomen. Ton ziet zichzelf wat dat betreft als een kunstenaar, een ambachtsman die het hele product maakt en betrokken is van begin tot eind. Dat heeft voordelen; het resulteert in een kwalitatief hoogstaand product, geheel eigen aan de maker. Het nadeel is wel dat het langer duurt. De maker is te betrokken om objectief een goede edit te maken.
Fase 4. Distributie fase
“Toen ik nog op de Kunstacademie zat, dacht ik dat als je maar goed werk levert, dat je er dan wel zou komen. Niet dus…. Je moet je elke keer weer opnieuw bewijzen, ook als je wereldwijd prijzen hebt gewonnen“, aldus Ton. Het is vooraf op papier vaak erg moeilijk om partijen over de streep te trekken, omdat er nog geen beeld beschikbaar is. Als de film eenmaal staat, dan is dat makkelijker. Het nadeel is echter dat er geen geld beschikbaar wordt gemaakt voor reeds gemaakte kosten. Elke partij die interesse heeft, wil bovendien inhoudelijk invloed uitoefenen. Zoals in andere projecten met veel verschillende stakeholders, gaat het erom tot één uiteindelijk product te komen dat voldoet aan de eisen en verwachtingen van alle relevante partijen. Wat is de gemene deler, zonder in te boeten op het karakter? Bij het lanceren van een film hoort een strategie. Zo zijn er grote launchpad-festivals waar je film in première kan gaan. Als je daarvoor geselecteerd wordt, dan betekent dat een potentieel grotere kans dat je film opgepikt wordt. Sommige festivals eisen een wereldpremière. Als je film dan al gedraaid heeft op een ander klein festival, word je bij voorbaat uitgesloten. Hetzelfde geldt als een film al online staat of op tv is geweest. De ideale strategie voor een film als deze is dan ook eerst A-festivals, zoals IDFA, daarna de landelijke bioscooproulatie. Pas een half jaar later mag de film dan op televisie komen en tenslotte eventueel online of op dvd.
Fase 5. Het uiteindelijke resultaat
Uiteindelijk is ook een film nooit een lineair traject. In dit geval leek soms alles achterstevoren te gaan. “Tijdens het draaien ging ik monteren en daar paste ik vervolgens het camerawerk op aan. Tijdens de postproductie hebben we nog een aanvraag moeten doen om te zorgen dat de film ook gereed gemaakt kon worden voor de bioscoop. Toen die aanvraag – van weer 106 pagina’s – af was, bleek dat we die niet konden indienen, omdat de regels net veranderd waren. Hierdoor moesten we op zoek naar een andere distributeur. Toen de film bijna klaar was, is er pas een nationale omroep bij betrokken geraakt en is de film weer helemaal omgegooid. Het geluid was toen al in Spanje 5.1 surround af gemixt en alle honderden wijzigingen die we in de montage gingen doen, moesten we vervolgens op het frame nauwkeurig opschrijven en doorgeven per e-mail, zodat de sounddesigner dezelfde wijzigingen ook in het geluid kon namaken. IDFA wilde al stills van de film voor de catalogus, terwijl de film nog gegraded moest worden. En ga zo maar door. Dit alles heeft ervoor gezorgd dat het een zeer arbeidsintensief project was. Op een gegeven moment moest ik het echt uit mijn tenen halen. Er waren heel veel diepe dalen, maar dat is eigenlijk bij al mijn films zo.”
“De beste film bevat vaak niet de meeste informatie. Enerzijds vind ik het jammer dat 90% van de problemen waar Stijn tegenop liep en waar zijn stress vandaan kwam niet eens in de film zitten. Maar de film zou er niet beter van zijn geworden. Het is nu een filmische vertelling die meer ruimte overlaat aan de kijker om zijn eigen conclusies te trekken. Een film is nooit af, maar iedere mogelijke vertelling en ieder frame is 100 keer onder de loep genomen en dit is de beste film die ik ervan kon maken. En bij Schapenheld is mijn gedroomde scenario uitgekomen: eerst IDFA, bioscooproulatie en daarna nationale tv. Hopelijk komt iedereen hem op het grote doek bewonderen, want daarvoor heb ik hem gemaakt“, verzucht Ton.
Op 17 november 2018 ging Schapenheld (Sheep Hero) in première tijdens het International Documentaire Film Festival (IDFA). Het is daarbij als één van de hoogtepunten geïdentificeerd door filmrecensent Bor Beekman. Vanaf 21 februari 2019 zal de film draaien in de bioscopen.